Module 9. Logistiek.

De afgelopen weken zijn we met de opleiding bezig geweest met de module logistiek. Officieel is logistiek het organiseren, plannen, besturen en uitvoeren van de goederenstroom en de wetenschap hierover. In andere woorden: het er voor zorgen dat de juiste dingen, op de juiste tijd op de juiste plaats zijn. Voor ons als collectiebeheerders betekend logistiek alles dat met het (veilig) opbergen, terugvinden, vervoeren en tentoonstellen van objecten te maken heeft, van nummering tot verzekering, van verpakking tot zwaar vervoer.

Om meer te weten te komen over de logistieke aspecten van het vak van collectiebeheerder hebben we met de opleiding een aantal excursies gemaakt. Wij hebben de Koninklijke Saan bezocht. Een bedrijf gespecialiseerd in zwaar transport met ervaring in het museale werkveld. Op 10 november hebben we in de Jaarbeurshallen in Utrecht de Logistica vakbeurs bezocht. Logistica is de belangrijkste vakbeurs op het gebied van logistiek en goederenstroombeheersing binnen de Benelux. Ten slotte hebben mijn collega’s op 17 november een bezoek gebracht aan Kortmann Art Packers & Shippers. Ik kon er bij dit laatste bezoek helaas niet bij zijn ivm met een sollicitatiegesprek (ook belangrijk natuurlijk).

 

Koninklijke Saan b.v.

Wat heeft zwaar transport te maken met museale collecties en/of archieven? Meer dan je in de eerste instantie zou denken. Museale objecten kunnen soms zo groot en zwaar zijn dat er gespecialiseerde apparatuur nodig is om ze veilig te kunnen verplaatsen. Bij gespecialiseerde apparatuur kun je denken aan hijskranen om zware voorwerpen in en uit een gebouw te verplaatsen. Hijsbruggen zijn een voorbeeld van gespecialiseerde “hijskranen” die in een ruimte kunnen worden opgebouwd om bijvoorbeeld een zwaar beeld van of op een sokkel te hijsen. Maar soms is de gespecialiseerde apparatuur kleiner of subtieler van aard. Denk hierbij aan vloerplaten die tijdelijk de draagkracht van een houten vloer in een monumentaal pand kunnen vergroten. Maar ook gespecialiseerde “Hondjes” (platen met wieltjes eronder) speciaal gemaakt voor het vervoer van kasten zijn een voorbeeld. Een bedrijf dat gespecialiseerd in verhuizingen en zwaar transport zoals Koninklijke Saan heeft niet alleen apparatuur in huis die een museum vaak niet heeft, maar ook de expertise die nodig is voor de zware transporten die voor de meeste collectiebeheerders geen dagelijkse bezigheid zijn.

Een voorbeeld van zwaar transport in ons eigen Noordelijk Scheepvaartmuseum is de verhuizing van twee sloepen in 2012. Deze twee sloepen stonden op de zolder van het museum en waren te groot om via de trappen naar beneden te worden gedragen. Ze konden wel via een luik in het dak naar buiten (het museum is een voormalig pakhuis), maar hoe kwamen ze dan veilig beneden? Daar was zwaar materieel voor nodig.

 

Koninklijke Saan b.v. is zelf ook betrokken geweest bij het vervoer van de Koninklijke Sloep bij het (Amsterdams) Scheepvaartmuseum.

 

Logistica

We werden naar de Logistica Vakbeurs gestuurd met de opdracht om te zien of we nieuwe innovaties konden vinden op de beurs die ook van belang kunnen zijn voor collectiebeheerders. Een ingewikkelde, maar tegelijkertijd ook simpele opdracht. Ingewikkeld omdat we een wereld instappen die op het eerste gezicht niet bekend is voor ons en wij collectiebeheerders {erfgoedsector} zijn voor een groot deel van de experts op het gebied van logistiek ook een onbekende doelgroep.

Maar toen we meer gingen rondkijken kwamen we zeker technieken en middelen tegen die ons als collectiebeheerders zouden kunnen helpen. Denk bijvoorbeeld aan een blussysteem dat werkt door het zuurstofarm maken van een magazijn of depot. Voor museale objecten een een stuk minder schadelijk dan een sprinklersysteem. Of een elektrische trappenloper waarmee je zware objecten op een soepele en gecontroleerde manier de trap af kan lopen, Kratten van kunststof waar een interieur op maat in kan worden gemaakt voor het vervoer van vreemd gevormde en kwetsbare objecten.

Mijn favoriet was een nummering- en registratiesysteem dat werkt doormiddel van chips. Geen nieuwe techniek, in winkels worden dit soort chips immers al veel langer gebruikt voor de registratie en beveiliging (piepen als je langs de poortjes komt). Door nieuwe ontwikkelingen worden deze chips en de bijbehorende scanners echter steeds kleiner en betaalbaarder. Een dun kartonnen plaatje ter grote van een pinpas kost slechts een paar cent en zou goed kunnen werken voor bijvoorbeeld de nummering van een schilderij. Het voordeel is dat deze chips niet op batterijen werken, ze ook te gebruiken zijn om voorwerpen tegen diefstal te beveiligen en dat ze al van een afstand van anderhalf meter uit te lezen zijn. Dit betekend dat je een voorwerp niet meer hoeft aan te raken of te verschuiven voor het controleren van het nummer. Kleinere chips ter grote van een klein plat dropje { ongeveer in vierkante cm} zijn ook te krijgen voor een cent of 20. Deze chips zijn te programmeren met een nummer dat gekoppeld kan worden aan een registratiedatabase zoals Adlib.

9 December 2014. Fotografie.

9 December bezochten we met de opleiding het Fotografie Museum Amsterdam (FOAM) en de fototentoonstelling “Modern Times” in het Rijksmuseum. In de ochtend kregen een lezing van Dapne Nieuwenhuijse. Zij taxeerd voor Apresa foto’s om hun geld en verzekeringswaarde. Wat maakt een foto kostbaar? De meeste foto’s zijn goed te reproduceren in de vorm van (nieuwe) afdrukken en zelfs posters. Voor modern werk geld dat een fotograaf een gelimiteerde oplage van de foto laat drukken (genummerd en vaak met certificaat). Daarnaast worden er een aantal Artists Proofs gemaakt, deze houd de kunstenaar in principe zelf. Voor een tentoonstelling kan het voorkomen dat er van modern werk een speciale afdruk wordt gemaakt die na de tentoonstelling wordt vernietigd om zo de oplage beperkt te houden. Voor ouder werk geld dat een vintage foto (een eigentijdse afdruk) meer waard is dan een latere afdruk of reproductie. En natuurlijk brengen grote namen meer geld op. Fotografische kunstwerken brengen op de huidige kunstmarkt soms wel miljoenen op.

Modern Times

Modern Times
In de middag bezochten we de voorstelling “Modern Times” in het Rijksmuseum. In deze tentoonstelling zijn foto’s te zien die zijn gemaakt vanaf de late 19de eeuw en door de hele 20ste eeuw door. Zeldzame foto’s van wereldberoemde fotografen zoals Jacques-Henri Lartigue, Lewis Hine, László Moholy-Nagy, Man Ray, Brassaï, W. Eugene Smith, Ed van der Elsken en William Klein waren op deze tentoonstelling te zien.

Opdracht fotografie
Als opdracht hadden we voor deze dag om zowel bij FOAM als bij het Rijksmuseum de afdruktechnieken in kaart te brengen en om te kijken of de verschillende foto’s op een specifieke manier werden geexposeerd. Ook moesten we kijken of de wijze van exposeren werd beinvloed door beheer en behoudseisen eigen aan de afdruktechnieken. De opdracht is hier als PDF te downloaden.Fotografie

Links en Literatuur:
British Library. Preservation Advisory Centre. Photografic Material
Elf grote bedreigingen van fotocollecties
Johan M. Swinnen, De kunst van het fotoarchief, 170 jaar fotografie en erfgoed. (2009)

7 oktober. Leer en Excursie Lederfabriek Gebr. van Esch B.V.

Op 7 oktober hadden we een excursie naar de Lederfabriek van de Gebr. van Loon B.V. We konden al duidelijk merken dat de dagen korter worden en het weer kouder. Bij de Lederfabriek werden we enthousiast ontvangen door de medewerkers. Bij de rondleiding werd duidelijk dat de medewerkers en eigenaren trots zijn op hun bedrijf en hun werk uitvoeren met liefde voor het vak.

Bij de Gebr. van Loon B.V. wordt het halffabriekaat ‘Wet Blue” leer afgewerkt tot een eindproduct. Ofwel ze produceren leder en suede met vele verschillende manieren van afwerken.

In de middag gingen we langs bij Cartouche Fashion B.V. in Drunen. Daar kregen we te zien wat er zoal gemaakt kan worden met leer.  Cartouche Fashion maakt voornamelijk riemen en lederen accesoires. De eigenaar was wat chagerijnig omdat we laat waren. Hij leek ook wat minder liefde voor het vak te hebben dan zijn collegae bij de Gebr. van Loon. Maar de ontwerper van het bedrijf had duidelijk hart voor zijn werk. Hij liet ons verschillende soorten leer (o.a. leer van zalmhuid) zien.

Van huid tot leer

het jeugdprogramma ‘Het klokhuis’ heeft een leuk en duidelijk filmpje gemaakt over dit proces.

Kenmerken van huiden en leer:

Afhankelijk van het type dier worden verschillende delen van de huid onderscheiden. Bij de meeste zoogdieren word de huid onderverdeeld in de nek, het achtereind en de flanken.

De nek, of schouder van het vel is vaak gerimpeld en heeft een ongelijke dikte. Van dit stuk huid valt moeilijk glad leer te maken.

Het achtereind of de croupon van het vel komt overeen met de achterzijde en rug van het dier, De huid is hier van gelijke dikte met een uniforme lederhuid. Van dit deel van de huid wordt de hoogste kwaliteit  afgewerkt leer gemaakt.

De flanken van het vel komen overeen met de buik van het dier. De huid is hier dunner en heeft een ongelijke structuur.

Littekens in de huid van het dier veroorzaakt door brandmerken, parasieten en insectenbeten maken de huid zwakker en kunnen gaten veroorzaken tijdens het stropen van de vel of tijdens het looiingsproces.

Gevoeligheden van leer:

Leer en vocht: Leer kan een bepaalde hoeveelheid water opnemen. Het kan echter niet goed tegen zweet, vanwege de zouten en microben. Uitgedroogd leer word hard en bros. Wisselend teveel en te weinig vocht, zorgt voor veel rek en krimp in het leer  wat scheurtjes kan veroorzaken. Bij leer dat langere tijd in water heeft gelegen, zoals bv. archeologische vondsten van onder het grondwater niveau, kan het mogelijk zijn dat de tannines of andere looiingsmiddelen zijn weggespoeld. Dit leer kan daardoor erg gevoelig zijn voor verrotting zodra het in aanraking komt met zuurstof. De vochthuishouding in leer kan men reguleren door het in te vetten. Maar als men te weinig vet gebruikt dan droogt het leer uit en word hard en stuk en breek snel. Als er echter teveel vet word gebruikt kan de nerf verstopt raken. Hierdoor raakt de vochthuishouding in het leer verstoord. Het leer kan dan hard worden. Ook kan er craquelure in het leer ontstaan als de vetlaag. uitdroogd.
Voorbeeld in het NSM: leren randen van de Toejas.

Leer en brand: Leer is in essentie brandwerend. De mate waarin hangt af van de looiing en de afwerking van het leer.

Leer en mechanische krachten: Bepaalde soorten leer hebben een hoge weerstand tegen uitrekken, scheuren, buigen, schuren en doorboren. Desondanks kunnen er door intensief gebruik toch scheurtjes, barsten en craquelure ontstaan. Ook kan de nerf van het leer breken.  Het leer kan een dof en stoffig uiterlijk krijgen. Als leer bewerkt is met een folie of een lak dan zal de folie eerder schade door gebruik en slijtage tonen. Schellak op het leer is bijvoorbeeld niet flexibel en kan breken of krassen. (Voorbeeld van mechanische schade aan leer)
Voorbeeld in het NSM: Fotocamera Zeiss Ikon in leren etui.

Rode rot in leer

Rode rot in leer

Leer en chemische schade: Een veel voorkomend probleem met leer uit de 19de en de vroege 20ste eeuw is rode rot. Rode rot is geen daadwerkelijk rottingsproces maar een chemisch afbraak proces veroorzaakt door een chemisch looiproces dat niet gestopt is. Door chemische schade kan leer ook verpoederen of kan de nerf loslaten.  Wanneer leer met zuren of bases in contact komt kan dit voor verkleuringen zorgen. Een te hoge RV en temperatuur kan chemische aantasting sneller laten verlopen. Ook stofdeeltjes in de lucht kunnen chemisch heel reactief zijn en daardoor schade aan leer veroorzaken. In het Noordelijk Scheepvaartmuseum ben ik geen voorbeelden van rode rot tegen gekomen. De meeste leren voorwerpen in onze collectie werden zeer intesief gebruikt. Voorwerpen die gevoelig waren voor Rode rot zouden dit gebruik niet overleeft hebben om uiteindelijk in ons museum terecht te komen.

Leer en biologische aantasting: Leer is door het looiingsproces zeer goed bestand tegen schimmels, leer zal in principe eerder rotten dan schimmelen.  Desondanks kan een combinatie van vetten gebruikt voor de afwerking of preservatie van leer en ophopingen van stof ook een vruchtbare bodem zijn voor schimmel op leer. Bont en schapenhuiden met wol zijn zeer gevoelig voor motten en andere keratine etende insecten. Boorders zoals bv houtworm kunnen ook dwars door het leer heen knagen.
Voorbeeld in het NSM: Leren bestekkoker.

Leer en lichtschade:  licht kan een chemisch proces opstarten in leer dat fotolyse heet. Het leer kan daardoor verbleken.
Voorbeeld in het NSM: Tabaksbuidel van marrokijnleer.

Schade voorkomen

Schade door een verkeerde luchtvochtigheid en verschillende vormen van chemische aantasting zijn de grootste bedreiging voor leer. Opslag in een goed geklimatiseerde en donkere ruimte met een luchtzuiveringsinstalatie vertraagd bestaand verval en voorkomt nieuw verval.

Literatuur:

Meer informatie is te vinden in het artikel  van Vicki Dirksen, “The degradation and Conservation of leather”, in The Journal of Conservation and Museum Studies (no. 3. November 1997)

De post over schade. Een kijkje achter de schermen bij Helicon.

imagesCA78SM3T

Afgelopen dinsdag zijn we begonnen met Module 2 van de opleiding Collectiebeheer. Deze module zal gaan over het leren herkennen en verklaren van schade aan museale voorwerpen. We begonnen gelijk goed met een excursie naar Helicon Conservation Support BV in Zoeterwoude.( http://www.helicon-cs.com/ ) Helicon is een bedrijf dat zich specialiseert in preventieve conservering. Preventieve conservering betekend: alle maatregelen en voorwaarden die gericht zijn op het optimaliseren van de omgevingsomstandigheden, bewaring en het gebruik van een voorwerp. Jaap van der Burg, oprichter van Helicon en ook onze docent, heeft deze definitie nog verder verfijnt voor ons. Volgens hem is preventieve conservering ook het voorkomen van veranderingen aan het voorwerp die het gevoelig(er) maakt voor invloeden van buitenaf om (verdere) aftakeling te voorkomen.

Papier gefabriceert tussen 1850 en 1950 is erg gevoelig voor verzuring. Zuren tasten de celulose in het papier aan, waardoor het papier geel word en makelijk verbrokkeld. Foto afkomstig uit de "Schadeatlas Archieven".

Papier gefabriceert tussen 1850 en 1950 is erg gevoelig voor verzuring. Zuren tasten de celulose in het papier aan, waardoor het papier geel word en makelijk verbrokkeld. Foto afkomstig uit de “Schadeatlas Archieven”.

De dag begon vroeg. Heel erg vroeg. Ik vertrok met de trein van 06:05 uit Groningen. Pas drie en half uur later was ik in Zoeterwoude. Gelukkig hadden ze een koffieautomaat bij Helicon, anders had mijn dag er heel anders uitgezien. We begonnen rustig aan met de bespreking van ons ‘huiswerk’. Ter voorbereiding op de excursie waren we op het internet en in onze musea op zoek gegaan naar schadeatlassen of damage-glossaries in het Engels. Een schadeatlas is een lijst met beschrijvingen en voorbeelden van soorten schade die men kan aantreffen op een categorie van voorwerpen of materialen. Het is een hulpmiddel bij het maken van een schade inventarisatie. Mooie voorbeelden van schadeatlassen zijn de ‘Schadeatlas Archieven. Hulpmiddel bij het uitvoeren van een schade-inventarisatie’. https://www.historischcentrumoverijssel.nl/files/schadeatlas_archieven_hulpmiddel_bij_uitvoeren_schadeinventarisatie_herdruk_2009_0.pdf en ´Rust never sleeps. Recognizing Metals and their corrosion products’ http://www.depotwijzer.be/sites/default/files/files/rust_never_sleeps.pdf .

 

De schades die we onder de post overig hadden geplakt. Foto: Marco Cornelisse

De schades die we onder de post overig hadden geplakt. Foto: Marco Cornelisse

Na deze bespreking begonnen we met onze eerste opdracht van de dag. We moesten elk tien oorzaken van schade bedenken en deze op post-its schrijven. Vervolgens moesten uit onze eigen tien voorbeelden vijf oorzaken kiezen die wij het belangrijkst of meest actueel vonden. Wat daarbij opviel was dat de keuze voor de vijf belangrijkste oorzaken door ons studenten op drie verschillende manieren werd gemaakt. Ik en een aantal collega’s kozen voor welke schade wij in ons eigen museum het meeste tegenkwamen. Anderen kozen de oorzaken die de meeste en grootste schade veroorzaken en één bijdehante studiegenoot selecteerde de oorzaken die het makkelijkst te voorkomen of te verhelpen zijn. Als laatste stap van de opdracht moesten wij onze vijf oorzaken plakken onder een van de volgende acht categorieën: vocht, temperatuur, biologische aantasters, mechanische krachten, straling (licht), inrichting, collectie en overig. De meeste post-its kwamen terecht onder de categorieën vocht, mechanische krachten en biologische aantasters.

Hanna Hakvoort en ik in de depotbox/kamer. Foto: Marc Cornelisse

Hanna Hakvoort en ik in de depotbox/kamer. Foto: Marc Cornelisse

Vervolgens kregen we een hoognodig moment om een nieuwe dosis cafeïne tot ons te nemen. We hadden dus pauze. Na een half uurtje de zon te hebben aanbeden en sloten van koffie en thee te hebben gedronken, konden we weer fris en fruitig aan de slag. We mochten een kijkje achter de schermen nemen bij Helicon. Onze medestudent en werknemer bij Helicon, Gijs Sterk, gaf ons een rondleiding door het gebouw. We mochten onder andere een kijkje nemen in een van de depotboxen/kamers waarin Helicon de collecties onderbrengt die zij (tijdelijk) beheren en inventariseren voor hun cliënten. Toen we de box inliepen kwam de brandlucht ons al tegemoet. Er stond een kunstcollectie die afkomstig is uit een huis waar brand was uitgebroken. Op verzoek van de verzekering maakt Helicon een inventarisatie van brand, rook en roetschade aan de voorwerpen.

kromgetrokken kaft van het facturenboek.

kromgetrokken kaft van het facturenboek.

Hanna en ik doen een schadeanalyse van een facturenboek. Foto: Marco Cornelisse

Hanna en ik doen een schadeanalyse van een facturenboek. Foto: Marco Cornelisse

Na de rondleiding moesten we zelf aan de slag! We kregen in groepjes van twee een voorwerp toegewezen waar we de schade van moesten beschrijven. Hanna en ik kregen een oud facturenboek toegewezen. Met zijn tweeën konden we flink wat soorten van schade ontdekken aan dit ene boek. Zo was de kaft verkleurd/verbleekt door zonlicht, had het boek flink wat slijtageplekken door hantering, waren de bladzijden licht verzuurt, was het schutblad aangetast door foxing en schimmels, was de rug van het boek losgescheurd en was de kaft ook helemaal kromgetrokken door eerst vocht en daarna uitdroging.
Toen alle duo’s hun schade-analyse hadden gemaakt moest elk groepje haar bevindingen aan de rest van de groep presenteren. Dat is altijd een spannend moment, hadden we misschien schade gemist, of verkeerd verklaard? Maar goed, van fouten maken leert men en het viel gelukkig allemaal erg mee. Jaap van der Burg gaf bij iedere presentatie nog uitleg over eventueel gemiste schade, de mogelijke oorzaken en welke aanpassingen of opbergmethoden gebruikt konden worden om verdere schade aan de desbetreffende voorwerpen te voorkomen.

Jaap van den Burg en zijn discipelen. Uitleg bij onze schadeanalyses. Foto: Marco Cornelisse

Jaap van den Burg en zijn discipelen. Uitleg bij onze schadeanalyses. Foto: Marco Cornelisse

Na de presentaties was het tijd voor de middagpauze en lunch en daarna gaf Jaap nog een lezing over het maken van een risicoanalyse van een voorwerpen. Deze lezing was een voorproefje van de stof waar we gedurende de rest van de module nog verder op in zullen gaan. En ik moet zeggen, ik ben erg nieuwsgierig naar onze lessen van de komende weken. Het was een erg lange, leerzame, fascinerende en vermoeiende dag en ik kijk uit naar meer!

Het Grote Voorbeeld? Het depot van het Rijksmuseum.

Na veel andere opleidingen in Nederland en België te hebben bekeken, afstanden en kosten te hebben afgewogen heb ik mij dan toch ingeschreven voor de opleiding Collectie beheer aan het Hout en Meubileringscollege in Amsterdam. Hoewel ik de eerste paar lessen had gemist mocht ik gelukkig nog instromen. Ik viel gelijk met mijn neus in de boter. Op mijn eerste lesdag mocht ik mee op excursie naar het depot van het Rijksmuseum in Lelystad! Omdat het Rijksmuseum HET museum van Nederland is, zou het depot ook wel het best ingerichte en mooist gevulde depot van Nederland zijn dacht ik. Met veel enthousiasme begon ik aan de excursie.

Metalen voorwerpen worden allemaal verpakt in zuur- en weekmakersvrij plastic. Dit om oxidatie te voorkomen. De voorwerpen kunnen op deze manier ook zonder handschoenen aangeraakt worden.

In 2000 besloot het Kabinet dat het Rijksmuseum toe was aan een intensieve opknapbeurt. Om de collectie tijdens deze grootscheepse verbouwing een onderdak te bieden moest het museum opzoek naar een geschikte ruimte voor een tijdelijk depot.  Deze ruimte werd gevonden in de “Eurokluis” van de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM) aan de Albert Einsteinweg in Lelystad. In dit gebouw lagen tussen 1999 en 2002 miljarden aan euromunten opgeslagen. In 2003 was de overgang naar de Euro grotendeels volbracht en had de KNM een stuk minder ruimte nodig. Van de nieuw vrijgekomen loods kon het Rijksmuseum nu gebruik maken.  In september 2003 werd een tijdelijk depot opgestart.

Dat het Rijksmuseum het gebouw nu nog steeds deelt met de Koninklijke Nederlandse Munt was goed te merken bij onze aankomst. De bewaking is streng. We mochten bijvoorbeeld geen foto’s maken waarop mogelijk details van de beveiliging op staan en voordat we onze bezoekerspas kregen moest we eerst ons identificatiebewijs laten zien (tot grote schrik van de deelnemers die hun id niet mee hadden). Daarna moesten we wachten tot we werden opgehaald. Gelukkig kwam Dennis Kemper, collectiebeheerder voor het Rijksmuseum, ons snel ophalen.

Voor onze rondleiding kregen we van Dennis een uitleg over hoe het depot is ontstaan en hoe het bouwkundig in elkaar zit. In 2003 begon het Rijksmuseum met één loods in het gebouw. In de originele toestand kon deze loods echter niet voldoen aan de klimaateisen van een museumdepot. Daarom werd in deze loods als het ware een tweede loods gebouwd met daarin een goede klimaatbeheersing en een ‘hangende’ vloer om een tweede verdieping te creëren.  Een paar jaar later heeft het museum ook een tweede loods in gebruik genomen. Deze loods is echter minder goed geïsoleerd. Dat de opbouw en inrichting van de loodsen gevolgen heeft voor de manier waarop de collectie is opgeslagen merkten we al snel tijdens onze rondleiding.

Omdat de ‘nieuwe’ loods minder goed geïsoleerd is, worden hier voorwerpen bewaart die minder gevoelig zijn voor klimaatschommelingen of die van minder grote museale waarde zijn. Tijdens onze rondleiding zagen wij veel voorwerpen die waren opgeslagen in transportkisten. Daarnaast viel de verzameling van museummeubilair dat door Pierre Cuypers voor het museum was ontworpen op (voornamelijk meubelstukken die later naar zijn ontwerpen zijn nagebouwd).  Een gedeelte van de voorwerpen was afgedekt met stofhoezen. Dennis vertelde dat dit niet alleen ter bescherming was tegen stof, maar ook tegen de jaarlijkse portie uitgedroogde vliegen. Deze komen als de temperaturen buiten dalen de loods binnen.

Telefoonfoto's 752

De aardewerk en porseleincollectie staat achter een gesloten hekwerk.

In de ‘nieuwe’ loods zorgt de hangende vloer van de bovenverdieping voor een aantal uitdagingen. Dennis legde uit dat deze vloer erg gevoelig is voor trillingen. Hierdoor kunnen bepaalde kwetsbare voorwerpen, zoals bijvoorbeeld de collectie historisch glas, niet op de bovenste verdieping worden bewaard . De glazen voorwerpen staan nu dan ook in speciale kasten op de begane grond. Op de bovenste verdieping bevind zich nog wel de verzameling porselein en aardewerk .  De stellingkasten waarin deze  voorwerpen bewaard worden staan echter wel achter gesloten hekken. Dit om te voorkomen dat mensen te veel langs deze kasten lopen en daarmee onnodige trillen veroorzaken of per ongeluk voorwerpen van de planken stoten.

Op de begane grond worden verder de collectie meubels en de verzameling schilderijen bewaard. De beheerders van het depot hadden eerst getracht de schilderijen op periode te sorteren. Dennis maakte ons echter duidelijk dat al snel bleek dat die opstelling niet praktisch was. De schilderijen werden tijdens de verbouwing van het Rijksmuseum veel in bruikleen gegeven aan andere musea. Het gevolg was dat de schilderijen al snel werden gesorteerd op volgorde van binnenkomst en uitleen. Hierdoor word onnodig gesjor aan de schilderijen voorkomen en staan de schilderijen die het meest reizen op de makkelijkst te bereiken plaatsen.

De conclusie die ik trok uit de rondleiding was dat een depot altijd zo praktisch mogelijk moet worden ingericht. Hierbij altijd oog houdende op de veiligheid van de voorwerpen.  Als niet alle ruimtes een even goede klimaatcontrole hebben dan deel je  de collectie zo in dat de meest kwetsbare voorwerpen het best beschermt zijn. Zware en grote voorwerpen staan over het algemeen op de begane grond. Zeer kwetsbare voorwerpen komen achter slot en grendel te staan zodat men alleen toegang heeft als dat echt nodig is en er geen schade word veroorzaakt door ondoordacht handelen. Voorwerpen die veel worden tentoongesteld of vaak in bruikleen worden gegeven staan op de best bereikbare plaatsen.

Telefoonfoto's 755

Onze avondjapon zoals hij in het depot in de kast hangt.

Altijd praktisch blijven en onnodig gesjor en handelen voorkomen bleek ook de boodschap te zijn van de praktische opdracht in de middag. We werden in groepjes verdeelt en elk groepje kreeg een voorwerp toegewezen dat op transport zou gaan naar België.  Onze opdracht: verpak/maak deze voorwerpen klaar voor transport. Het voorwerp van mijn groepje was een lange blauwe avondjapon van rips rayon. Met het groepje maakte we op papier een plan van aanpak. We besloten de jurk op te bergen in een zuurvrije doos van 60 bij 90 cm, beschermt en opgevuld met zuurvrij vloeipapier. De japon moesten we vanwege de grote van de doos wel vouwen. Om kreuken zoveel mogelijk te voorkomen deden we dat ter hoogte van de overgang van het lijfje naar de rok.

Na het maken van het plan van aanpak, moest het worden beoordeeld door de rest van de groep. Omdat ons plan was gebaseerd op de ervaringen van groepslid Hanna, die op haar werkplek al meer ervaring had met het opbergen van historische kledingstukken, kwam ons plan behoorlijk professioneel over. We kregen dan ook relatief weinig commentaar van de andere studenten.  Onze docent Jaap ter Burg bevestigde dat ons plan inderdaad een keurig was. Als we de japon moesten opbergen in een depot dat kampte met ruimte gebrek en waar geen plek was om de jurk op te hangen. Voor transport was het de onjuiste aanpak.

Rips rayon is namelijk een stof die erg gevoelig is voor kreuken. De jurk vouwen was dus eigenlijk geen optie. Een doos die lang genoeg was om de jurk zonder vouwen in te leggen zou erg onhandig zijn tijdens het vervoer. De jurk hing al op een goed, gekussende en met stof beklede, hanger. De beste en minst ingrijpende optie voor vervoer zou in dit geval dus een goede kledingzak zijn geweest. Op die manier kan je jurk hangend vervoerd worden. De japon word daardoor niet onnodig gevouwen of gekreukt en blijft ook handzaam voor transport.

Ook de andere groepen kregen het advies om vooral praktisch te blijven. Een groep moest een harnas vervoeren dat in onderdelen was. Zij hadden een plan gemaakt waarin allen onderdelen in een op twee grote kratten werden vervoerd. Jaap  legde uit dat het vaak makkelijker was om zo’n voorwerp in meerdere kleine kratten te vervoeren. De kleine kratten kunnen namelijk per stuk een stuk makkelijker  vervoerd worden, of b.v. een trap opgedragen worden, dan één groot krat.

Een andere groep moest een plan van aanpak maken voor het vervoer van een schilderij dat Jaap liefkozend ‘Het miniatuurtje’ noemde. Dit schilderij was grofweg 2 bij 4 meter groot. Dit schilderij kon niet rechtop worden vervoerd, omdat vrachtwagens met 4 meter hoge vervoercabines erg zeldzaam en duur zijn. Jaap van Burg gaf ons allemaal nog veel meer adviezen en punten om over te denken, maar de kern bleef: “Blijf praktisch, maak het niet onnodig ingewikkeld, houd rekening met wat mogelijk is tijdens het transport en houd ook rekening met de locatie waar het voorwerp naar toe gaat”.